Het onderwijs kent vele facetten; het is een complex vakgebied. Als docent voor de klas maak je constant afwegingen tussen die vele facetten. Soms bewust, maar vaak ook onbewust. Niet alleen in de klas, maar in het hele onderwijsveld komen vele disciplines samen. In het reken- en wiskundeonderwijs zie je een samenspel tussen onderwijskunde, pedagogiek, psychologie, filosofie, didactiek, vakdidactiek en natuurlijk de inhouden van de vakken rekenen en wiskunde zelf.
Foto door rawpixel op Unsplash
Elk van die disciplines vertegenwoordigt een eigen focus op een onderdeel van het leerproces. Of dat nu de algemene aspecten van het leren, het creëren van een veilige leeromgeving of het bepalen van inhoudelijke doelen zijn. Elk van die disciplines doet dat over het algemeen vanuit een eigen kader van wetenschappelijke inzichten. Maar breder gezien is zo’n discipline ook een cultuur. Carl Sagan zei het al: “Science is a way of thinking much more than it is a body of knowledge”. En dat geldt voor elk vakgebied. Zonder dat leden van een bepaalde discipline precies en bewust doorhebben wat die cultuur inhoudt, nemen zij die wel mee in hun denken. Als lid van zo’n discipline ben je als het ware ‘geëncultureerd’. Zo weet een wiskundige feilloos wat schoonheid in de wiskunde betekent. En heeft een pedagoog een intuïtie ontwikkeld om in te schatten of aan de basisbehoeften van kinderen wordt voldaan.
Vaak zonder het ons te realiseren zitten in de cultuur van onze eigen discipline aannames die we als vanzelfsprekend zijn gaan beschouwen. Dat merk je wanneer je over de grenzen van je eigen vakgebied stapt en je een andere discipline binnen gaat. Als je disciplines vergelijkt zie je overeenkomsten, maar er blijken dan ook ineens tegenstrijdige inzichten te bestaan. Denk maar aan ’s nachts je voordeur op slot doen. Qua brandveiligheid zou je dat niet moeten doen, in geval van nood sta je sneller buiten als de deur gewoon open is. Maar voor de inbraakpreventie is dat weer wel aan te raden, en mag je de sleutels niet eens meer in de deur laten zitten. Aan welk van deze argumenten geef je in zo’n geval het zwaarste gewicht?
Zo ook in een vakgebied als onderwijs, waarin veel disciplines samenkomen. Daarom is het zo belangrijk dat er ‘boundary crossers’ zijn, mensen die onderdeel zijn van meerdere disciplines. Dit zijn de mensen die de tegenstrijdige onuitgesproken aannames ondervinden en ter discussie kunnen stellen. Maar ook in het debat zelf is het nodig dat allerlei disciplines vertegenwoordigd zijn. In een ‘multi-geëncultureerd’ debat kunnen alle facetten worden meegenomen en kunnen aannames ter discussie gesteld worden. Dit betekent overigens niet dat alle facetten op elk moment even zwaar zullen wegen. Daarin zullen we keuzes moeten maken.
Kortom: Ieder mens wordt onbewust beïnvloed door zijn achtergrond, zijn opleiding en zijn (werk)omgeving. We zijn geëncultureerd. De dialoog over reken- en wiskundeonderwijs wordt een stuk helderder als je weet uit welke discipline de gesprekspartners komen. We begrijpen elkaar beter als we weten vanuit welke paradigma’s, mensbeelden en visie op leren we redeneren. We komen verder als we het kunnen hebben over achterliggende aannames die niet voor elke discipline even vanzelfsprekend zijn. Willen we alle facetten van het leren meenemen én daartussen een weloverwogen afweging maken dan hebben we een multi-geëncultureerd debat nodig.
Deze post is onderdeel van de serie ‘rekendiscussie 2.0’:
Intro
Stap 1 – eenduidig jargon
Stap 2 – op de bal
Stap 3 – visie op wiskunde
Stap 4 – multi-geëncultureerd
Stap 5 – doelen als startpunt
Stap 6 – niet één beste . . .
Stap 7 – relatie tussen theorie en praktijk
Stap 8 – rol voor de media
Nawoord
Wil je meer lezen over de achtergronden, dan kun je dat vinden in deze posts:
Achtergrond stap 1: de ene context is de andere niet
Achtergrond stap 3: de gezichten van wiskunde
Achtergrond stap 5: kunnen en begrijpen