Een van mijn favoriete fragmenten is de intro van de BBC documentaire over Andrew Wiles. Andrew Wiles is een wiskundige, die lange tijd in eenzaamheid heeft gewerkt aan één van de bekendste problemen uit de wiskunde: de stelling van Fermat.
In die intro beschrijft hij wat voor hem wiskunde is.
“Perhaps I could best describe my experience of doing mathematics
in turns of entering a dark mansion. One goes into
the first room and it’s dark, really dark. One stumbles around
bumping into the furniture. And gradually you learn where each
piece of furniture is. And finally after six months or so you find
the light switch, you turn it on and suddenly it is all illuminated.
You can see exactly where you were.”
Het maakt Wiles emotioneel. Logisch want hij heeft veel opgegeven om tot het bewijs van die beroemde stelling te komen. Ik geloof dat er meer is. Wat Wiles beschrijft is de emotie van het moment, als na een lange tijd proberen en nadenken ineens alle puzzelstukjes op hun plek vallen. Het moment dat je ineens dieper inzicht krijgt.
Misschien is één van de factoren in het ‘goed in wiskunde zijn’ wel, dat je tegen de onzekerheid kunt die voorafgaat aan het omdraaien van dat lichtknopje. Dat moment waarop je juist veel minder lijkt te snappen dan toen je eraan begon. Het moment dat je vertrouwen moet hebben in de goede afloop.