Op de NRCD 2024 had ik de eer de openingslezing te mogen verzorgen. In deze serie blogberichten kun je de lezing nog eens nalezen.
Dit jaar heeft de NRCD een heel mooi thema: Een blikwissel op de basis.
En als we basis zeggen, dan bedoelen we daarmee dé basisvaardigheden. Hoewel: dé? Als je goed kijkt naar het publieke debat dan weten we met z’n allen nog niet zo goed wat dé basisvaardigheden precies zijn. Er zijn veel ideeën, maar we zijn het in ieder geval nog niet met elkaar eens.
Voor mij is het belangrijk om vandaag in het gesprek over basisvaardigheden óók het perspectief van gecijferdheid mee te nemen. Zo’n 2,5 miljoen Nederlanders hebben er op de een of andere manier last van dat hun basisvaardigheden niet voldoende zijn ontwikkeld om zich comfortabel in onze maatschappij te kunnen redden. Een aanzienlijk deel van deze mensen, ruim 2 miljoen, is laag gecijferd.
Functioneel gecijferd zijn betekent meer dan wat we klassiek onder de basisvaardigheden verstaan. Zo is het niet voldoende is om klok te kunnen kijken. Om ergens op tijd te komen heb je méér nodig. Je moet gevoel voor tijd hebben. Hoeveel tijd heb je bijvoorbeeld nodig om je klaar te maken ’s ochtends? Wil je naar het centrum van Utrecht lopen, dan zal je dat op mooie en vooral hoge, smalle hakken niet zo vlot kunnen als de reisplanner aangeeft. En hoe hou je rekening met onverwachte veranderingen in je reisschema als je ergens echt op tijd moet zijn, zoals bij een sollicitatie?
Ga je koken, dan zijn de eenheden in het recept niet altijd precies hetzelfde als de eenheden op je ‘meetinstrumenten’. Grammen in je recept en kilogram op je weegschaal bijvoorbeeld. Bovendien meet je grotere hoeveelheden vloeistoffen in een andere maatbeker af dan kleine hoeveelheden. Ook bij koken speelt een goede tijdsplanning een rol. En zo speelt gecijferdheid in bijna elk aspect van ons dagelijks leven een rol. Moet je 3 maal daags medicijnen slikken, dan is het niet zo simpel als 24 uur delen door 3 en concluderen dat je elke 8 uur iets moet innemen. Zit je nog op school, dan heb je te maken met vaste pauzemomenten. Dat maakt het al een stuk lastiger om je medicijnen met voldoende afstand tot de maaltijd in te nemen. En dan nog zoiets als het balanceren van je persoonlijke financiën. Nu we steeds minder contant geld gebruiken, wordt het omgaan met geld steeds abstracter. Het is niet voor niets dat veel budgetcoaches als eerste de betaalkaarten spreekwoordelijk doorknippen en adviseren om weer contant geld te gebruiken. Soms zelfs met envelopjes per uitgavepost.
En zelf liep ik recent tegen het volgende aan. Al jaren is mijn referentiemaat voor de metalen ranja blikken 750 ml. Ik kwam er echter achter dat ze tegenwoordig 600 ml bevatten. Het is mij niet opgevallen dat de blikken kleiner waren geworden. U wel? Referentiematen en gevoel voor inhoud zijn ook vormen van gecijfderdheid.
17 miljoen bondscoaches – 17 miljoen rekenonderwijsexperts
Basisvaardigheden zijn dus belangrijk en gaan ons allemaal aan. En als iets belangrijk is, dan is het net als met voetbal: we hebben 17 miljoen experts. Dat is ook logisch. We hebben allemaal met onderwijs te maken (gehad). In ieder geval heb je onderwijs genoten, je hebt (klein) kinderen op school of wellicht familie, vrienden of buren met schoolgaande kinderen. En hoewel al die meningen over onderwijs vanuit een oprechte betrokkenheid en ook zorg worden uitgesproken, het is jammer dat de laatste tijd ook over onderwijs de onderbuik de boventoon lijkt te voeren. Dit levert met regelmaat ongenuanceerde en slecht geïnformeerde artikelen over onderwijs. Ik vind het bijzonder jammer dat het perspectief van de vakdidactiek in het publieke debat onvoldoende wordt gevonden. Daar hebben we met z’n allen nog veel winst te behalen.
Ook al zijn de artikelen niet altijd even goed geïnformeerd, toch is het goed om de opinie in de krant te gebruiken om onze gedachten te scherpen. Ze kunnen je immers uitnodigen tot een blikwissel. In het artikel Wat je niet mag zeggen over het lerarentekort vraagt Johannes Visser van de Correspondent ons letterlijk om die blikwissel: “We zouden andersom moeten redeneren: als een leerling veertig uur les per week krijgt, wat is voor die leerling en de maatschappij dan het meest waardevol om in die beperkte tijd te leren? Waar zouden we die veertig uur dan mee vullen?”. Het introduceren van schaarste, zoals Visser hier doet, is in het algemeen een goed middel om het probleem scherper neer te zetten en tot duidelijke keuzes te dwingen. Visser geeft ons ook zijn antwoord op deze vraag. Zo pleit hij pleit voor minder wiskunde voor een deel van de leerlingen. In zijn beeld is het vak weinig relevant. Het beeld dat hij daarbij schetst van wiskunde is helaas zoals het vaak wordt gezien: abstract, niet verbonden met de werkelijkheid, afstandelijk. Dat terwijl, juist in de huidige maatschappij, de relevantie van wiskundig begrip groter is dan ooit tevoren. Een ander bericht (NOS, 27 februari) over het net verschenen rapport van de inspectie staat haaks op deze insteek. In het bericht van de NOS wordt de link gelegd tussen het lerarentekort en de kwaliteit van de lessen die omhoog moet. Er wordt gepleit voor juist méér lestijd. Én voor eenzelfde, eenduidige rekenaanpak bij de verschillende vakken als economie en natuurkunde. Op dit laatste standpunt zal ik later nog terugkomen.
Verder lezen? Ga dan naar het volgende deel.